zondag 27 oktober 2013

Lopen, om stil te staan bij het verleden.

Rede uitgesproken bij herdenking Tilburg 69 jaar bevrijd.
Vorig jaar benaderde het Oranje Comité ons met de vraag hoe de jeugd meer betrokken zou kunnen worden bij de herdenkingsbijeenkomsten. Het streven was om het herdenken van de bevrijding voor de jeugd vooral het karakter van vier je vrijheid te geven. Maar om vrijheid te vieren moet je je vrijheid beseffen en onze jeugd verkeert gelukkig in de luxepositie dat vrijheid vanzelfsprekend is.
Overigens geldt dat niet alleen voor de huidige jeugd maar eigenlijk ook voor mijn generatie. Ik ben opgegroeid in de koude oorlog maar wij werden daar eigenlijk niet warm of koud van. Ik herinner me wel oefeningen op school waarbij we onder tafel moesten gaan zitten om de straling van een kernbom tegen te houden maar die oefeningen werden toen al niet echt serieus genomen. De meest dichtstbijzijnde oorlog die ik zelf heb meegemaakt in mijn leven was de Joegoslavische burgeroorlog tussen 1991 en 1999 en alhoewel ik daar op vakantie was geweest, heeft die oorlog mijn leven niet echt beïnvloed. Tot ik op een feestje een Joegoslaaf sprak die vertelde dat zijn moeder en zus in verschrikkelijke omstandigheden in Sarajevo zaten en dat hij zich zo machteloos voelde. Medeleven neemt toe als iets doordringt tot je eigen leven.
In het boek “de Encyclopedie” door Battus (1978, Battus is een pseudoniem Hugo Brandt Corstius) staat een definitie van een ramp: "hoe erg wij een ramp vinden, hangt af van het aantal slachtoffers dat erbij is te betreuren, het aantal kilometers dat ons scheidt van de plaats van de ramp en het aantal jaren dat tussen ons en de ramp ligt". Voor de berekening staan de afstand en de tijd in de noemer dus hoe verder weg en hoe langer geleden des te kleiner de impact. Je zou de formule kunnen verfijnen met het percentage Nederlanders, persoonlijke bekenden of kinderen. Een vliegtuigongeluk in Brazilië met 150 slachtoffers krijgt minder plaats in de krant dan een busongeluk in Duitsland waarbij 10 Nederlanders te betreuren zijn. Een explosie met 6 doden in Groningen staat in het Brabants Dagblad op pagina 3, een brand in Rijen waarbij 2 kinderen zijn omgekomen, staat op de voorpagina.
Maar hoe haal je een oorlog die zich 70 jaar geleden afspeelde dichtbij?
Het Holocaust museum in Berlijn begint met persoonlijke verhalen: In de eerste expositieruimte van het museum wordt het dagelijkse leven van een paar families geschetst. In de vitrines staan schoolschriftjes, kindertekeningen, Sinterklaasrijmpjes en familiefoto's van een dagje naar het strand. Voor iedereen zeer herkenbare familietaferelen. Er wordt daarna ingezoomd van klein naar groot;  van de familieverhalen naar de onvoorstelbare statistieken van de massavernietiging.
In Amsterdam is een paar weken geleden het Verzetsmuseum Junior geopend met authentieke verhalen over 4 kinderen in de tweede wereldoorlog en een collectie bijbehorende materialen. En de dagboeken van Anne Frank zijn niet voor niets aangrijpender dan zakelijke verslaglegging van oorlogsverschrikkingen. Om Stalin* te citeren: De dood van één mens is een tragedie; de dood van miljoenen slechts een statistiek.
Als we onze jeugd willen laten meeleven met thema's als bevrijding en vrijheid, dan moeten we hun dus persoonlijk raken en de kleine menselijke verhalen zoeken die herkenbaar en dichtbij zijn.
Ook in Tilburg, en met name in binnenstad zijn historische hotspots met hun eigen verhaal. Wij hebben die historische plekken met elkaar verbonden met een geocache-route; een educatieve gps-puzzeltocht.  Twee leerlingen uit 5vwo, Anique Altena en Ruben Schellekens, hebben samen met docente Tina Leyds die tocht uitgezet. Afgelopen week hebben 50 derdeklassers als proefkonijnen de route gelopen. Die leerlingen waren eerst mentaal voorbereid door in de klas de film: “De Canadezen komen” te tonen, een documentaire waarin Canadese jongeren naar Europa komen om sporen van familieleden te vinden (overigens komen er volgend jaar duizenden Engelese scholieren naar West-Vlaanderen om de start van de Eerste Wereldoorlog te herdenken). Daarna zijn de leerlingen naar de stad gefietst, het startpunt ligt hier bij het Schotse monument op het Stadhuisplein, en zijn binnen de cityring gaan geocachen.
De evaluaties geven een gevarieerd maar vooral een positief beeld, een kleine bloemlezing:
Cansu: "Ik vond het heel leuk dat we door de stad mochten wandelen, we zagen ook veel monumenten die mij eerst nooit waren opgevallen. Ik vond het wel erg dat er zoveel mensen zijn omgekomen door de oorlog, Ik besef nu pas eigenlijk".
David: "Ik vond het misschien niet leuk, maar het was erg zinvol om dingen te leren en je te laten denken".  
Aron: "Ik vond de GPS tocht leuk en leerzaam maar hij was ook heel zwaar omdat ik mijn volle schooltas bij me had die ik achteraf beter op school had kunnen laten".  
Sanne: "Ik vond het interessant, maar ik wist al best veel van de tweede wereld oorlog en de monumenten waren niet echt speciaal of echt indrukwekkend. We kregen van tevoren ook een film gezien en die vond ik eigenlijk specialer en interessanter".  
Lieke: "Ik zou ervoor zorgen dat je meer bezig bent met de geschiedenis en de soldaten die zijn gesneuveld".
Mohammed: "Het interessantste monument vond ik die bij het station, het verhaal raakte me en ik kreeg een beeld hoe die personen werden weggebracht".  
Julie: "Je hebt het namelijk niet door maar er zijn veel monumenten over de bevrijding in Tilburg. Ook was het confronterend, je denkt namelijk niet zo vaak terug aan de oorlog".
De geocache wordt officieel geregistreerd en is binnenkort online beschikbaar  bij de internationale site geochaching.com. De Bibliotheek Midden-Brabant is enthousiast over het initiatief en onderzoekt of ze een uitleenpunt van de apparatuur kan worden. Op het Theresialyceum gaan we de cache verder ontwikkelen: er zijn al plannen voor varianten met verschillende niveaus en startpunten en er komt een Engelstalige versie. Verder heb ik het Oranje Comité toegezegd dat volgens schooljaar niet alleen alle derdeklassers van onze school op deze wijze hun vrijheid gaan beseffen maar dat ik me persoonlijk ga inspannen om alle middelbare scholen van Tilburg warm te maken voor dit initiatief. De complete beschrijving van de geocache-route staat als download op de website van het Theresialyceum.
Het motto wordt: Lopen, om stil te staan bij het verleden”.

Tomas Oudejans
27 oktober 2013

* Een alerte collega attendeerde me er op dat dit citaat ten onrechte aan Stalin wordt toegeschreven. Zie Wikiquote.

zondag 20 oktober 2013

Social Media: een Lust of een Last?

Deze opinie is in iets gewijzigde vorm geplaatst in het Brabants Dagblad van 12 oktober 2013

Begin oktober vond in Den Haag in het kader van de Onderwijsweek het nationale onderwijsdebat plaats. In het panel zaten politici, bestuurders en experts op het terrein van onderwijsvernieuwing. Als rector met ervaringen met Twitter e.d. mocht ik ook als panellid optreden. De organisatie van het onderwijsdebat was vreemd genoeg vergeten om docenten uit te nodigen, maar in de zaal zaten gelukkig wel de echte deskundigen: de leerlingen. The medium is the message en ik kon het dus niet laten om even te twitteren over mijn aanwezigheid bij het debat. Die tweet is opgepikt door de opinieredactie van het Brabants Dagblad en had een uitnodiging tot een opiniebijdrage tot gevolg. Oordeel zelf maar of de vraag “Social Media: Lust of Last?” hiermee beantwoord wordt.

 Aan de hand van stellingen werd onder leiding van Boris van der Ham levendig gediscussieerd. De eerste stelling was of er meer of minder gebruik moet worden gemaakt van social media in de klas De tegenstelling tussen de mening van de experts en die van de leerlingen had niet groter kunnen zijn. De onderwijsvernieuwers vonden unaniem dat tools als Twitter en Facebook de middelen bij uitstek zijn om de hedendaagse jeugd iets bij te brengen. De leerlingen waren terughoudender en toonden het inzicht dat bij het opzoeken of communiceren via Twitter het gevaar loert dat je dan heel snel afgeleid zal zijn door de talloze overige berichtjes. Over Facebook waren ze nog stelliger: “Dat is privé en niet van school”. Dit betekent overigens niet dat een school geen Facebookpagina mag hebben, maar daar moet je echt geen huiswerk op posten.
 Ik was blij met de reactie van de leerlingen. Het afleidingsgevaar is in mijn ogen het grootste probleem van de social media. Natuurlijk worden we op school ook geconfronteerd met pesten via de social media, maar dit heeft boven het ouderwetse verbale pesten als voordeel dat we ook eigentijdse opsporingsmiddelen tot onze beschikking hebben gekregen: digitaal pesten laat immers digitale sporen na. Je niet laten afleiden en blijven concentreren op een studieboek vergt erg veel zelfdiscipline. Als de smartphone op je bureau ligt te lonken, is het zeer verleidelijk om regelmatig te checken of er een nieuwe whatsapp of tweet binnen is gekomen of dat er misschien een nieuwe foto “geliket” moet worden.
Op een thema-avond op school vertelden ouders dat ze zelf ook behoorlijk verslaafd zijn: ouders die online Wordfeud tegen elkaar aan het spelen zijn terwijl ze zwijgend naast elkaar op de bank zitten. Een andere moeder vertelde met enige gêne dat ze haar kinderen met WhatsApp “roept” dat ze naar beneden moeten komen omdat het eten klaar is. 
Bij kinderen komt daar de groepsdruk en de angst om er niet meer bij te horen bij. De term infobesitas, een paar jaar geleden geïntroduceerd om de overdaad aan informatie te duiden, is ingehaald door socialbesitas. Vooral onder 12- tot 16-jarigen komt de ziekte FOMO voor (Fear Of Missing Out), honderden berichtjes per dag is geen uitzondering en waterdichte smartphones zijn vooral populair omdat je daarmee zelfs onder de douche verbonden kan blijven met je virtuele vriendenkring.

Dat leerlingen het gebruik van hun Facebook voor mededelingen van school afwijzen, verheugde me omdat ze daarmee een eigentijds privacy-besef tonen. Het is niet de privacy die tot een paar jaar geleden de norm was; waarbij jij zelf wilt kunnen bepalen wie, wat van jou weet. Treinreizigers mogen soms meegenieten van uitgebreide relatieperikelen (maar ook van zakelijke gesprekken) en op Twitter en Facebook wordt veel meer gedeeld dan we ooit voor mogelijk hadden gehouden. Toch willen de kinderen in al die nieuwe openheid een eigen controle houden en hebben ze eigen spelregels. Nu leren we de kinderen bij mediawijsheid nog dat ze op moeten passen wat ze op Facebook zetten omdat dit later bij sollicitaties tegen je gebruikt kan worden, maar over niet al te lange tijd is het juist verdacht als je niet gegoogled kunt worden. De regels veranderen dus en wij moeten als school leerlingen helpen om de juiste keuzes te maken. Vorig jaar vonden we een tweet van een leerling waarin hij aangaf een docente te haten. In het daaropvolgende pedagogische gesprek bleken twee dingen: ten eerste was hij stomverbaasd dat anderen het ook konden lezen en ten tweede bleek dat haten helemaal niet zo zwaar beledigend bedoeld te zijn. Een tweet moet immers kort zijn en als je iets of iemand even minder leuk vindt, dan knal je er als puber ongenuanceerd gewoon een HAAT uit.

 Voor school en ouders ligt er de taak om het taalgebruik bij te sturen en leerlingen te helpen de privacy te bewaken. In het onderwijs zullen we de social media gedoseerd inzetten. Om het afleidingsgevaar tegen te gaan, komen er vast wel technische oplossingen. Bijvoorbeeld een app waarmee uw kind kan aangeven voor de studie een uur volledig offline te gaan en waardoor dan zakgeldbonus wordt opgebouwd. Ik las serieus de tip met de oplossing om de drang om regelmatig op het mobieltje te kijken te reduceren: een horloge! Ook een manier om bij de tijd te blijven.
Tomas Oudejans,
rector Theresialyceum

zondag 10 maart 2013

Home is where my heart is

De regering wil de bouw stimuleren door de BTW tot 1 maart 2014 te verlagen tot 6%. Deze regeling geldt jammer genoeg alleen voor woningen. De grote bouwmaatschappijen schieten er waarschijnlijk weinig mee op maar wie een serre of dakkapel wil plaatsen heeft geluk. In Duitsland en Frankrijk werd om de bouw uit het slop te halen juist extra geld in scholenbouw gestopt, daar profiteert immers heel de maatschappij van.

Zou een school waar 1500 mensen zich dagelijks thuis voelen eigenlijk ook niet als een huis beschouwd kunnen worden?