zaterdag 15 januari 2011

Is meten weten? Trek niet te snel conclusies.

Als rector word ik regelmatig geconfronteerd met vragen van betrokken ouders over de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs en uiteraard over de prestaties van onze eigen school. Ik begrijp waar die bezorgdheid vandaan komt, in november betoogde het kamerlid Ton Elias bij Pauw&Witteman dat maar liefst 10% van de leraren slecht presteert en ontslagen moet worden en in december was het weer raak: in alle media werd bericht dat Nederland zorgwekkend gezakt was in het internationale Pisa-onderwijsonderzoek. Voldoende aanleiding dus om enkele zaken op een rijtje te zetten.

In toenemende mate worden er onderzoeken naar resultaten en prestaties van het onderwijs gepubliceerd en op zich is dat toe te juichen. Het onderwijs heeft de laatste decennia een lawine van vernieuwingen over zich heen gekregen en in 2008 heeft de commissie Dijsselbloem zeer terecht geconstateerd dat er rust in de tent moet komen, dat de overheid zich terughoudend moet opstellen en dat eventuele vernieuwingen evidence based en van onderop moeten ontstaan (Rapport “Tijd voor onderwijs”, 2008). Evidence based wil zeggen gebaseerd op vergelijkend onderzoek, ervaringen etc. Goed onderzoeken is één ding, de juiste conclusies trekken is een ander verhaal. Ik citeer Godfried Bomans: ”Een statisticus waadde eens door een rivier die gemiddeld een halve meter diep was. Hij verdronk.”
Ik wil twee voorbeelden geven van recente onderzoeken waarbij ik denk dat enige relativering gepast is. Het eerst voorbeeld gaat over het onderwijs in het algemeen, het tweede over de onderliggende scholen.

Nederland en het Pisa-onderzoek
In december 2010 is het Pisa-onderzoek gepubliceerd. Pisa is het Programme for International Student Assessment, een internationaal onderzoek naar de kennis en vaardigheden van 15-jarigen waar 65 landen aan deelnemen. Het onderzoek wordt georganiseerd door de OESO en wordt 3-jaarlijks uitgevoerd. Nederland was een paar plaatsen gezakt in de ranking en de minister van Onderwijs vergat de lessen van Dijsselbloem even en kondigde meteen een pakket van maatregelen aan: minder profielen en vooral de focus op de kernvakken (Nederland, Engels, wiskunde en de science vakken). Eind februari moet de Onderwijsraad een advies uitbrengen over de aanpak, een redelijke haastklus. Het is uiteraard goed om te kijken hoe we het onderwijs kunnen verbeteren en de zesjescultuur is ons ook een doorn in het oog, maar een nadere bestudering van het Pisa-rapport nodigt wel uit tot enige nuancering:
  • Nederland is met een 10e plaats inderdaad enkele plaatsen achteruit gegaan in de ranking maar er zijn ook landen bijgekomen t.o.v. de vorige meting. Shanghai-China en Singapore zijn bijvoorbeeld nieuwe landen die boven ons zijn geëindigd. Onze positie t.o.v. de West-Europese landen is onveranderd, we blijven na Finland op de tweede plaats staan.

  • Er zijn veel Aziatische landen in de top 10, de oorzaak kan gevonden worden in zeer prestatiegericht onderwijs met een schrikbarend hoog aantal zelfdodingen onder scholieren (overigens ook in Finland zeker 3 maal zo hoog als in Nederland). In een rapport van Unicef staat Nederland zelfs bovenaan als het gaat om het welbevinden van onze jeugd.
    Een ander factor is het nagenoeg ontbreken van allochtonen in de Aziatische landen. Het zal niemand verwonderen dat allochtonen met name het resultaat in leesvaardigheid omlaag brengen. Door het Cito is dat nader onderzocht en het goede nieuws is dat de tweede generatie allochtonen al beduidend beter scoort (zie rapport Cito, 2010). Dit vraagt om gericht beleid. Overigens scoren niet alleen allochtonen lager; jongens scoren bij leesvaardigheid significant minder dan meisjes.

  • In het Pisa-onderzoek valt op dat Nederland er prima in slaagt om de minder sterke leerlingen op een acceptabel niveau te krijgen, de democratisering van het onderwijs is redelijk geslaagd en de onderkant ligt relatief hoog. Daarentegen ligt de top in Nederland top relatief laag, met meer aandacht –en middelen!- voor hoogbegaafdheid en excellentie in het onderwijs is dat aan te pakken. Als begaafdheidsprofielschool proberen we ons steentje bij te dragen.

  • Ten slotte kan niet onvermeld blijven dat Nederland in vergelijking met andere landen weinig geld in het onderwijs investeert. Uit OESO-rapporten blijkt overduidelijk dat men in Den Haag voor een dubbeltje op de eerste rang wil zitten. . De slogan van het kabinet is "Snoeien om te groeien" terwijl het voor het onderwijs "Zaaien om straks te oogsten" zou moeten zijn.
Na de eerste schrikreacties op het Pisa-rapport verscheen deze week een rapport van Jaap Scheerens, hoogleraar onderwijswetenschappen aan de Universiteit Twente, met een tegengeluid. Zijn conclusie in de NWO-reviewstudie "Perspectieven op onderwijskwaliteit" is namelijk wel even anders: het Nederlandse onderwijs behoort tot de wereldtop en de prestaties kunnen nauwelijks beter, zeker als het al genoemde allochtonen-effect meegewogen wordt (onze allochtonen scoren trouwens boven het Europese gemiddelde). Uit het onderzoek blijkt overigens ook dat leerlingen in landen waar het selectiemoment uitgesteld wordt beter presteren, onze 3-jarige brugklas past in die gedachte. Tevens pleit hij voor soepelere doorstroommogelijkheden. (Zie Trouw, 14-1-2011)
Twee onderzoeken en verschillende conclusies. Als school zullen wij zoals altijd vanuit eigen kracht en visie, binnen de kaders van de wet, onze eigen koers uitzetten.

De prestaties van de scholen in beeld
Jaarlijks brengen Trouw en Elsevier hun beoordeling van de scholen voor voortgezet onderwijs uit: altijd spannend en tegelijk erg betrekkelijk. In het recente Elsevier-rapport (15-1-2011) scoren wij fantastisch, als enige school uit de ruime regio een beoordeling Goed (+) voor zowel havo als vwo. Om dat resultaat maar meteen zelf te relativeren: in Trouw komen we iets lager uit de bus, daar scoort de havo wel erg goed (8) maar het vwo “slechts” voldoende (6).
Hoe kan dat verschil verklaard worden?
Het belangrijkste verschil zit in de onderzoeksopzet. Elsevier neemt de gemiddelde scores van 3 afgelopen jaren (2006-2009) en baseert zich op inspectiegegevens zoals onder- en bovenbouwrendement en examenresultaten.
Overigens zijn wij als Theresialyceum bij ieder systeem iets in het nadeel, door onze driejarige brugklas kan de onderwijsinspectie geen betrouwbaar beeld geven van onze onderbouwrendementen.

Trouw beperkt zich tot de resultaten van één schooljaar en gebruikt een complexer waarderingssysteem. Als je één cijfer lager dan een 6 bij de examenresultaten hebt, kun je nooit hoger dan het eindoordeel 6 krijgen. Een 5,5 voor het vak Grieks heeft ons van een hogere waardering afgehouden. Dat is zuur omdat lang niet alle vwo-scholen een vak als Grieks aanbieden maar extra zuur omdat we dat examenjaar slechts een paar leerlingen Grieks hadden. De black out die één van de 2 leerlingen tijdens het landelijke examen kreeg, heeft dus grote gevolgen gekregen. Alhoewel een meerjaren gemiddelde me meer aan spreekt dan een momentopname ben ik nu toch blij dat het Trouw-onderzoek slechts op één examenjaar gebaseerd is, daardoor kan het beeld volgend jaar weer heel anders zijn (zie ook Onderwijsbrabant met kanttekeningen bij dit onderzoek).

De lijstjes van Trouw en Elsevier hebben de goede intenties om de schoolkeuze voor ouders te ondersteunen. Meer informatie maakt het niet per definitie gemakkelijker, ter geruststelling voor de ouders: er zijn volgens Elsevier geen slechte scholen in Noord-Brabant.
Beide onderzoeken leunen volledig op de bevindingen van de onderwijsinspectie. Op de site van de inspectie staan alle cijfers maar ook de bevindingen van schoolbezoeken door de inspectie in hun onderwijsverslag.
Voor ouders die nog meer willen puzzelen en vergelijken is er sinds kort de mogelijkheid om bij Vensters voor Verantwoording inzicht te krijgen in de scholen, alle Tilburgse scholen nemen hier aan deel. Naast de inspectiecijfers staat daar ook informatie over de onderwijstijd, het zorgplan, het ziekteverzuim onder het personeel, ons scholingsbudget, veiligheidsbeleid, tevredenheidsonderzoeken etc. ( Zie Venster Theresialyceum, of overzicht Nederland).
Ik denk echt dat je zo een beter beeld van een school kan krijgen, maar om de echte sfeer en cultuur te proeven blijven meeloopmiddagen en open avonden zeker zo belangrijk.


Dit is geen pleidooi om minder onderzoeken te verrichten. Integendeel: het is goed om de kwaliteit van het onderwijs voortdurend te monitoren, dat houdt ons scherp. Alles is echter relatief (en zelfs dat is relatief). Ik hoop dat uit het bovenstaande wel duidelijk is geworden dat je niet voorzichtig genoeg kan zijn met het trekken van conclusies uit onderzoeken en dat je niet te snel iets voor zoete koek moet aannemen. Ik zie daar ook een belangrijke taak voor ons als school weggelegd: kinderen opleiden tot zelfstandige, kritisch denkende burgers. Helaas is dat een aspect van het onderwijs dat niet meegewogen wordt bij Pisa, Trouw en Elsevier.